Eén van de belangrijkste bewijsstukken in de moordzaak van pastoor Gélis, was het sigarettenpapier met kartonnen verpakking van het merk 'Le Tsar' dat gevonden werd op de plaats van de misdaad. We hebben alle zekerheid dat de verpakking met sigarettenpapier van 'Le Tsar' van de moordenaar van Gélis afkomstig is, aangezien we van getuigen weten dat de vermoorde pastoor "niet rookte en zelfs tabak verafschuwde" (Boumendil, Rivière & Tappa 1996: 41).
Om deze belangrijke reden gaf onderzoeksrechter Jean van Limoux zijn collega's en rechercheurs de opdracht om in de omgeving ogenblikkelijk navraag te doe, bij alle marktkramers, handelaars, kruideniers en tabakwinkels of ze het sigarettenpapier van het merk 'Le Tsar' verkochten of kenden.
De vrederechter van Saint-Hilaire beantwoordde op 5 november 1897 als eerste de oproep van de onderzoeksrechter. De vrederechter verklaarde dat geen enkele verkoper, handelaar noch kruidenier dit merk van sigarettenpapier ooit verkocht had in zijn regio. De politiecommissaris van Narbonne gaf een gelijkaardig antwoord op 17 november.
De vrederechter van Couiza schreef aan onderzoeksrechter Jean op 13 januari 1898 dat hij heel wat mensen had ondervraagd over het feit of de verkoper van sigarettenpapier, die aanwezig was geweest op de jaarmarkt van Couiza van 30 oktober 1897, eventueel het sigarettenpapiermerk had verkocht. Niemand van de ondervraagden kon echter bevestigen of de verkoper ook het merk 'Le Tsar' te koop had aangeboden, zelfs de belastinginner van Couiza niet (Boumendil, Rivière & Tappa 1996).
Het was duidelijk dat het sigarettenpapier van 'Le Tsar' niet in de Aude verkocht werd. Men kende er enkel de bekende merken 'Job', 'Le Nil' en 'Le Persan' (Boumendil, Rivière & Tappa 1996: 54).
In november 1993 schreef Jacques Rivière, de co-auteur van het uitstekende boek Le Secret de l'Abbé Gélis, een brief naar de conservator van het 'Atelier-Musée du Papier' in Angoulême of hij eventueel informatie kon verkrijgen over het sigarettenpapier van het merk 'Le Tsar'. Op 30 november kreeg Rivière tot zijn grote teleurstelling antwoord van de conservator met de mededeling dat deze niets had gevonden over het merk 'Le Tsar'. Twee weken later kreeg Rivière beter nieuws te horen: de conservator had alsnog informatie over 'Le Tsar' gevonden.
Het merk 'Le Tsar' was afkomstig van de sigarettenpapierfabrikant 'Léon et Cie', die gevestigd was in Parijs. Het bedrijf werd in 1886 opgericht en was een bloeiende onderneming met een jaarlijks omzetcijfer van 80000 fr. De conservator had bovendien nog twee interessante weetjes over 'Le Tsar' in petto.
In de eerste plaats bestond het sigarettenpapier van 'Le Tsar' in 1897 reeds niet meer, aangezien het merk niet meer in de jaarboeken van het bedrijf werd opgenomen. Toen Gélis dus eind 1897 vermoord werd, werd het sigarettenpapier van 'Le Tsar' al een tijdje niet meer verkocht.
In de tweede plaats exporteerde het bedrijf 'Léon et Cie' zijn producten voornamelijk naar het buitenland, waaronder België, Roemenië, Bulgarije, Servië en Oostenrijk-Hongarije.
Men kan dus concluderen dat de moordenaars van Gélis waarschijnlijk niet uit de Aude afkomstig waren, hetgeen zowel wordt bevestigd door het hedendaagse onderzoek van Jacques Rivière als door het politieonderzoek van Raymond Jean (Boumendil, Rivière & Tappa 1996).