Henri Boudet werd geboren op 16 november 1837 in Quillan onder de naam Jean Jaques Henri Boudet. Zijn ouders waren niet rijk en leidden daarom een sober leven. Het is ook om deze reden dat abbé Emile de Cayron, een vriend des huizes, de studies van de jonge Henri Boudet betaalde. Hij was er namelijk achtergekomen dat de jonge Boudet blijk gaf van een opmerkelijke intelligentie.
Op 25 december 1861 werd Boudet in Carcassonne tot priester gewijd.
Het was een week later op 1 januari 1861 dat hij voor het eerst het priesterschap uitoefende in de parochie Durban.
Hij bleef daar werken tot 16 juni 1862.
Daarna werd hij overgeplaatst naar het dorpje Caunes-Minervois en bekleedde zijn post daar tot 30 oktober 1866.
Vervolgens werd hij op 11 november 1866 pastoor van het dorp Festes-Saint-André en hij deed hier de mis tot 16 oktober 1872.
Uiteindelijk werd hij op 6 oktober 1872 overgeplaatst naar zijn laatste, bekende parochie: Rennes-les-Bains. Hij is er 42 jaar pastoor geweest.
Maar Boudets leven is verder in mysteries gehuld, met andere woorden weinig is van hem bekend. Naar de buitenwereld toe was hij een stille, introverte man, dit in tegenstelling tot zijn beroemde collega Bérenger Saunière. De enige bekende beschrijving van hem bewijst dit beeld. De grootvader van Pierre Plantard had Rennes-le-Château ooit bezocht en in zijn aantekeningen schreef hij op 6 juni 1892 het volgende neer:
Boudet had als priester een grote voorliefde voor talen ontwikkeld.
Boudet was namelijk van mening dat de restanten van de gemeenschappelijke oertaal van onze voorouders,
verborgen lagen in de namen van personen, volkeren, steden, dorpen en zelfs in het alledaags taalgebruik.
In verband met deze visie op geschiedenis en linguïstiek heeft hij vier eigenaardige boeken geschreven.
Zijn meesterwerk en tevens zijn vreemdste boek is ongetwijfeld La Vraie Langue Celtique, waar we dieper op zullen ingaan.
Naast zijn voorliefde voor taal had Boudet ook een grote belangstelling voor de geschiedenis en archeologie van de streek ontwikkeld. Hij hield ook ontzettend veel van lange wandelingen. Eén van zijn geliefdskoosde plekjes was ongetwijfeld de Blanchefort, die hij met een meegebrachte ladder dikwijls beklom. Ten slotte was hij ook een liefhebber van de fotografie. Het lijkt er ook op dat hij de cromleck, die hij in zijn boek La Vraie Langue Celtique beschrijft, op de gevoelige plaat heeft willen vastleggen.