Pierre Plantard


Pierre Plantard is de Fransman die de zogenaamde geheime organisatie de Prieuré de Sion oprichtte in 1956. De man zal echter vooral bekend blijven als een manipulator en oplichter, die bovendien talrijke authentieke documenten vervalste en verantwoordelijk is voor heel wat mythes die aan het originele verhaal van Saunière en Rennes-le-Château werden toegevoegd.


De jonge Plantard

Pierre Athanase Marie Plantard werd op 18 maart 1920 geboren in Parijs, als zoon van de kamerbediende Pierre Plantard en de huisvrouw Amélie Marie Raulo; Plantard was van vrij bescheiden komaf. Op zeventienjarige leeftijd verliet hij de middelbare school om koster te worden in de kerk van Saint-Louis-d'Antin (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008 en Jarnac 1985).

Van jongs af aan bleek Plantard gepassioneerd door esoterie en koesterde hij openlijk sympathieën voor Hitler en de Franse collaborerende Vichy-regering onder leiding van Pétain (Simons 2005). Aangestoken door het Nazi-regime ontpopte hij zich als een groot ijveraar binnen verschillende extreemrechtse anti-joodse en anti-maçonnieke groeperingen (Jarnac 1985 en Simons 2005).


Alpa Galates en Vaincre

Pierre de France alias Pierre Plantard
Pierre de France
alias Pierre Plantard

Tijdens de Tweede Wereldoorlog in september 1942 richtte Plantard een nieuwe ridderorde op onder de naam 'Alpha Galates', wat zoveel betekende als 'De Eerste Galliërs'. Uit de statuten van deze orde bleek dat joden en vrijmetselaars niet welkom waren (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).

Tegelijkertijd bracht de ridderorde tussen september 1942 en februari 1943 een gratis maandblad uit met als naam: Vaincre - Pour une jeune chevalerie. Vaincre gaf zich uit als een blad waarin esoterische onderwerpen als Atlantis en Keltische wijsheid aan bod kwamen. Plantard schreef hiervoor zelf vele artikels die hij eerst ondertekende met het pseudoniem Pierre de France, nadien met Pierre de France-Plantard en ten slotte ook met zijn eigen naam (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008 en Simons 2005).



Plantard na de Tweede Wereldoorlog

Na de bevrijding van Frankrijk door de geallieerden in 1945 belandde Plantard voor vier maanden in de gevangenis omwille van zijn pro-Duitse sympathieën en vermeende collaboratie. Plantard zou dit later steeds ontkennen en beweren dat Vaincre in feite een verzetsorgaan was en dat hij door de Gestapo gefolterd was geweest (Simons 2005).

Op 6 december 1945 trouwde Plantard met Anne-Léa Hisler. Zij overleed echter al in 1971. Later op 18 maart 1972 zou hij voor een tweede maal in het huwelijk treden met France Germaine Cavaille (Simons 2005).

In 1947 richtte Plantard een tweede organisatie op namelijk 'L'Académie Latine'. Deze stichting was officieel bedoeld om historisch onderzoek te verrichten, maar in feite was het een middel om zijn persoonlijke politieke ambities naar buiten te brengen (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).

Rond 1950 verbleef Plantard enige tijd in Zwitserland. Vervolgens vestigde hij zich in 1951 in de Haute-Savoie in Annemasse dichtbij het Zwitserse Genève. Hij was er industrieel tekenaar en zou er zich ook hebben bezig gehouden met het lezen van horoscopen (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).

Op 17 december 1953 verdween hij voor een tweede maal in de gevangenis wegens "misbruik van vertrouwen", ditmaal voor een periode van zes maanden (Simons 2005).


Plantard en de Prieuré de Sion

Het is daar in Annemasse dat Plantard in 1956 samen met drie vrienden de vereniging de Prieuré de Sion oprichtte; naast Plantard waren de drie andere leden André Bonhomme (een boekhouder), Jean Delavel (een tekenaar) en Armand Defago (een horlogemaker) (Simons 2005).

In juni 1956 werden de statuten van de organisatie vastgelegd in Saint-Julien-en-Genevois, waarbij het volgende doel van de Prieuré opgaf; de Prieuré de Sion zou een moderne katholieke ridderorde worden die de traditionele waarden van de oude middeleeuwse ridderorden hoog in het vaandel zou dragen, een moraliserende functie zou hebben en zou meewerken aan de verbetering van bestaan van de mensheid (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).

Net als bij Alpha Galates brengt Plantard een aan de Prieuré de Sion verbonden tijdschrift uit onder de naam Circuit. Na de publicatie van elf nummers wordt Circuit echter al afgevoerd. In 1959 herneemt Plantard echter in zijn eentje de uitgave van Circuit. Van dan af aan wordt Circuit het orgaan voor de Féderation des Forces françaises en wordt de naam van het blad het acroniem voor Chevalerie d’Institution et Règle Catholique d’Union Indépendant et Traditionaliste (Simons 2005: 79). Naast de uitgave van Circuit zou de belangrijkste bezigheid van de Prieuré onder meer het kaartspel geweest zijn. Na negen nummers houdt Plantard zelf ook al weer op met Circuit.


Samenwerking met Gérard de Sède

In 1960 neemt Plantard contact op met de journalist-schrijver Gérard de Sède, na het lezen van diens artikelen over Gisors. In 1962 publiceert het duo onder de naam van de Sède het boek Les Templiers sont parmis nous over een mogelijke tempelierschat die verborgen zou liggen in het kasteel van Gisors, ontdekt door een zeker Roger Lhomoy.


Plantard en Rennes-le-Château

Plantard in de buurt van Rennes-les-Bains in het midden van de jaren '60.
Plantard in de buurt van Rennes-les-Bains
in het midden van de jaren '60.

Op een gegeven moment raakt Plantard op de hoogte van het mysterieuze verhaal van Bérenger Saunière in Rennes-le-Château; het valt moeilijk vast te stellen wanneer precies, maar mogelijk zal dit ergens eind jaren vijftig-begin jaren zestig van de twintigste eeuw geweest zijn.

In het midden van de jaren zestig maakt Plantard samen met zijn kompaan Philippe de Chérisey verschillende expedities naar Rennes-le-Château en Rennes-les-Bains. Ergens rond die periode moet Plantard het plan hebben opgevat om zijn kaartersclubje de Prieuré de Sion te laten doorgaan als de voortzetting van de Orde van Sion.

Volgens Plantards eigen uitvindsels zou de Prieuré de Sion voortaan een geheime orde zijn die de verborgen koningslijn van de Merovingers doorheen de geschiedenis beschermd zou hebben. Sterker nog Plantard was de grootmeester van de Prieuré de Sion want hij was bovendien een directe afstammeling van de Merovinginsche koningen (Simons 2005).

Dit hele verhaal van de verborgen koningslijn van de Merovingers zou Saunière volgens Plantard achterhaald hebben via de ontcijfering van de perkamenten die hij gevonden had in zijn kerk.


Plantard de manipulator

Samen met zijn kompaan Philippe de Chérisey drong Plantard zijn zelfverzonnen aangepaste verhaal over Rennes-le-Château op aan Gérard de Sède en de journalist trapte zonder het te weten in de val. In 1967 verscheen de Rennes-le-Château bestseller L'Or de Rennes (dat later in paperback werd uitgebracht onder de meer bekende titel Le trésor maudit) schijnbaar enkel van de hand van de Sède aangezien enkel diens naam op het boek vermeld werd, maar het auteursrechtencontract van het boek omvatte wel degelijk drie auteurs; Plantard en de Chérisey waren het echte brein achter het boek (Jarnac 1985 en Simons 2005).

Pierre Plantard
Pierre Plantard
Parijs 1982.

Op een gelijkaardige manier als hij Gérard de Sède om de tuin had geleid, wist Plantard Henry Lincoln te manipuleren. Lincoln was na het lezen van Le trésor maudit in augustus 1969 namelijk geïnteresseerd geraakt in het verhaal van Saunière en Rennes-le-Château. Met The Priest, The Painter and the Devil in 1974 en The Shadow of the Templars in 1979 schreef Lincoln het scenario van enkele documentaires over het onderwerp Rennes-le-Château voor de BBC. Deze documentaires waren qua inhoud sterk beïnvloed door de Merovingen-mythes gecreëerd door Plantard en diens Prieuré. In The Shadow of the Templars komt Plantard op het einde trouwens zelf aan het woord om het verhaal van de Prieuré de Sion te vertellen.

Via de samenwerking van Gérard de Sède en de beïnvloeding van Henry Lincoln had Plantard aan de hand van zijn zelfverzonnen mythes een vertekend beeld van Rennes-le-Château de wereld ingestuurd.
In 1973 verscheen bovendien nog een derde boek, La Race Fabuleuse, van Gérard de Sède over de geschiedenis van de Merovingen en hun mythische afkomst. Het is overduidelijk gebaseerd op ideeën aangebracht door Plantard.

Aan de leugens die Plantard verkondigt, komt geen einde, want in 1978 brengt hij bij de uitgeverij Belfond een heruitgave uit van La Vraie Langue Celtique, het in 1886 gepubliceerde boek van Henri Boudet, de priester van Rennes-les-Bains ten tijde van Saunière. In zijn voorwoord bij de heruitgave van het boek stelt Plantard dat dit uiterst merkwaardige boek niet anders dan gecodeerd kan zijn. Bovendien schreef hij dat zijn grootvader Charles Plantard Saunière en Boudet persoonlijk had gekend. Daarenboven beweerde Plantard dat hij in 1938 Marie Dénarnaud zelf had ontmoet om bij haar de brieven van zijn grootvader gericht aan Saunière op te halen (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).


Plantard de edelman en grootmeester

Vanaf 1979 droeg Plantard plotsklaps enkele adelijke titels, verbonden aan zijn koninklijke Merovingische afkomst. Hij laat zich onder meer aanspreken met de naam Pierre Plantard de Saint-Clair. Hij beweerde tevens valselijk dat hij deze adelijke titels had geërfd van zijn vader en dit kon bewijzen met een vervalst geboortecertificaat en paspoort (Simons 2005: 81).

Op 17 januari 1981 wordt Plantard naar eigen zeggen door de leden van de Prieuré de Sion tot grootmeester van de orde verkozen.


De ontmaskering van Plantard

Nadat het trio Richard Leigh, Michael Baigent en Henry Lincoln in 1982 de wereldwijde bestseller The Holy Blood and the Holy Grail hadden gepubliceerd, nam de interesse in Plantard en zijn Prieuré de Sion alleen maar toe. Plantard moet ongetwijfeld genoten hebben van de aandacht, maar deze toegenomen belangstelling in zijn persoon leidde ook tot zijn ontmaskering.

Tegen 1984 staat in Frankrijk onomstotelijk vast dat Plantard een groot oplichter is, zijn Prieuré de Sion op lucht gebouwd is en hij veelvuldig valsheid in geschrifte gepleegd heeft. Om de schijnbare echtheid van de Prieuré de Sion in ere te houden, treedt Plantard in juli 1984 zogezegd af als grootmeester van de orde (Simons 2005).


Plantards nieuwe leugens

Midden jaren tachtig houdt Plantard zich redelijk gedeisd, maar wanneer er in 1989 in Rennes-le-Château een museum wordt geopend en dit massaal toeristen aantrekt, probeert Plantard weer ten tonele te verschijnen. Zo zou hij op 9 maart 1989 te Avignon weer tot grootmeester van de Prieuré de Sion verkozen zijn, om dit ambt vervolgens meteen door te geven aan zijn zoon Thomas Plantard (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008 en Simons 2005).

Om zijn verhaal wat geloofwaardiger te maken stelt hij dat de geschiedenis, de samenstelling en de lijst van de grootmeesters van de Prieuré de Sion, zoals deze gepresenteerd werden in de Dossiers Secrets, leugens waren. De Dossiers Secrets waren namelijk opgesteld door een zekere Philippe Toscan du Plantier, een notoire drugsverslaafde (Simons 2005).

Bovendien beweerde Plantard dat hij nog steeds een afstammeling was van de Merovingische koning Dagobert II, maar niet langer in rechte lijn. Plantard maakte ook de opmerking dat de Prieuré de Sion niet door Godfried van Bouillon was opgericht en ontkende dat de orde verbonden was geweest aan de Tempeliers. Daar tegenover stelde hij dat de Prieuré in 1681 was opgericht door van Marie de Nègri d'Ables d'Hautpoul de Blanchefort (Simons 2005).

Om zijn beweringen kracht bij te zetten publiceert Plantard een nieuwe aangepaste lijst met de namen van de grootmeesters van de orde sinds 1681. Deze actie zou hem snel zuur opbreken en leiden tot zijn roemloze ondergang.


De Pechiney affaire - Plantards roemloze ondergang

In zijn nieuwe Prieuré-grootmeesterslijst had Plantard Patrice Pelat opgenomen, die van 1985 tot 1989 grootmeester zou zijn geweest van de Prieuré de Sion. Pelat was een goede vriend geweest van de toenmalige Franse president François Mitterand. Pelat, die op 7 maart 1989 overleed, was op 16 februari 1989 echter in opspraak gekomen wegens een financieel schandaal, dat in Frankrijk bekend stond als de Pechiney affaire (Simons 2005).

In 1993 wordt het proces rond het gesjoemel van Pelat behandeld door onderzoeksrechter Jean-Pierre Thierry. Deze man onderzoekt de zaak tot op het bot en wou eveneens het fijne weten van Pelats grootmeesterschap bij de Prieuré de Sion van Plantard. Plantard wordt al vlug aan een ondervraging onderworpen en kan nu niet anders dan te bekennen dat de Prieuré de Sion één grote leugen is en dat hij de naam van Patrice Pelat had misbruikt. In Plantards woning te Parijs vinden de onderzoekers talloze dozen vol vervalste Prieuré -documenten (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008 Simons 2005).

Wegens zijn snelle bekentenis kwam Plantard er met een ernstige berisping van af. In oktober 1993 berichtten de toonaangevende kranten over Plantards bekentenissen en dit betekende meteen het definitieve einde van het leugenrijk van meester-oplichter Pierre Plantard.

Op 3 februari 2000 sterft Pierre Plantard roemloos te Colombes (Parijs) en zijn dood wordt pas enkele maanden later bekend gemaakt op 17 juni 2000 (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).


De verdiensten van Plantard

We hebben kunnen vaststellen dat Pierre Plantard tijdens zijn leven niet helemaal zuiver op de graat was, maar toch kunnen we ook verdiensten van de man aan de Saunière-affaire toeschrijven.

Het valt duidelijk op dat Plantard in de meeste van zijn gepubliceerde Prieuré-documenten een kennis etaleert die hij zelf nooit kan bedacht hebben. Bepaalde delen van deze kennis omtrent het mysterie van Rennes-le-Château bleken in de decennia daarna zelfs grotendeels te kloppen. Vele onderzoekers zijn er daarvan overtuigd dat Plantard mogelijk voor ons ongekende authentieke documenten van Bérenger Saunière of Henri Boudet op de kop heeft weten tikken.
Er wordt beweerd dat Plantard deze documenten mogelijkerwijs bij Noël Corbu had gekocht, die alle nog bestaande documenten van Saunière via Marie Dénarnaud had geërfd.
Anderen vermoeden echter dat Plantard ze vekregen had van Marius Fatin, die in 1946-1947 het Hautpoul-kasteel in Rennes-le-Château had gekocht.
De Franse onderzoeker André Douzet vermoedt ook dat Plantard op het vlak van Rennes-les-Bains (on)rechtstreeks heel wat informatie verkregen zou hebben via de lokale dokter en archeoloog, Paul Courrent.

Documenten die daarom zeker onze aandacht verdienen zijn het grote en het kleine perkament, Le Serpent Rouge, het voorwoord van Plantard bij de heruitgave van La Vraie Langue Celtique bij Belfond (1978), et cetera. De grote moeilijkheid bij het bestuderen deze Prieuré-documenten ligt echter in het scheiden van Plantards eigen toevoegingen en de originele authentieke gegevens. Nog steeds beschikt men over te weinig houvast waardoor het achterhalen van de originele informatie moeilijk blijft.


Conclusie

Vandaag de dag zijn er nog steeds mensen die geloven dat de fictieve orde de Prieuré de Sion van Pierre Plantard nog steeds bestaat en zelfs een belangrijke rol achter de schermen van de maatschappij speelt. We hopen met deze tekst over Pierre Plantard dat we voldoende hebben aangetoond dat de man geen Franse Merovingische troonpretendent was, maar gewoon een sluwe bedrieger.

Nooit heeft men de echte redenen van Plantards grootschalige mythologisering van het Rennes-le-Château verhaal gekend. Was de man misschien op persoonlijk politiek gewin uit? Wou hij als rechtmatige eigenaar een mogelijk gevonden schat in Rennes-le-Château opeisen? Was hij soms een regelrechte gek of heeft hij dit als speelvogel enkel voor de grap opgezet? Misschien dat Pierre Plantards zoon Thomas in de toekomst ooit nog eens volledige duidelijkheid kan brengen over zijn vader...




Vorige Home