Perkament 2 (Johannes 12, vers 1 - 11)
De zalving te Betanië
- Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Betanië, waar Lazarus woonde,
dien Jezus uit de doden had opgewekt.
- Men richtte daar een maaltijd voor Hem aan; Marta bediende, en Lazarus was
één van zijn disgenoten.
- Toen nam Maria een pond onvervalste, kostbare
nardusbalsem, zalfde de voeten van Jezus, en droogde ze met de haren af. En
het huis was vol van de balsemgeur.
- Toen zei Judas Iskariot, een van zijn
leerlingen, die Hem verraden zou:
- Waarom die balsem niet voor driehonderd
tienlingen verkocht, en ze aan de armen geven?
- Dit zei hij niet, omdat hij
bezorgd was voor de armen, maar omdat hij een dief was; daar hij de beurs
droeg, stal hij weg, wat daarin kwam.
- Maar Jezus sprak: Laat haar begaan,
zij heeft hem moeten bewaren voor de dag mijner begrafenis.
- Want de armen
behoudt gij altijd; Mij niet.
- Toen men vernam, dat Hij Zich daar bevond,
kwam een talrijke menigte joden daarheen, niet enkel om Jezus, maar ook om
Lazarus te zien, dien Hij uit de doden had opgewekt.
- Maar de
opperpriesters besloten, ook Lazarus te doden,
- omdat veel joden om hem
afvielen en in Jezus geloofden.