Noël Corbu is de man die Villa Bethania en Saunières domein na de dood van Marie Dénarnaud verkreeg via erfenis. Corbu is eveneens de man die het verhaal van Saunière voor het eerst ook onder de grote aandacht bracht, dit deels om meer gasten naar zijn hotel te lokken.
Noël Corbu werd op 27 april 1912 geboren in Parijs. Zijn gehele kindertijd bracht hij door in Noord-Afrika, meer bepaald in Marokko, waar zijn vader, Henri Corbu, diplomaat was (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).
Langs vaders kant was hij verwant aan de graven van Cantimpré. Via zijn moeder, die een afstammelinge was van de familie Waldeck-Rousseau, was hij zodoende verwant aan het geslacht van de Spaanse Bourbons. Zijn grootvader had ook een belangrijke rol gespeeld bij de Franse verovering van Marokko en deze had daardoor de titel van sultan gekregen (Jarnac 1985 en Simons 2005).
Na zijn studies te Rouen keerde Corbu weer terug naar Marokko. Aangezien Corbu in Marokko niet echt een fortuinlijk zakenman bleek en nadat hij zijn erfenisdeel reeds had opgemaakt, werd hij gedwongen om naar zijn vaderland terug te keren (Jarnac 1985).
Door omstandigheden belandde hij in Zuid-Frankrijk, waar hij zich in Villa Saint-Roch vestigde te Perpignan. Het is daar dat Noël Corbu in 1933 of 1934 de tien jaar oudere Henriette Coll leerde kennen. Zij had in Perpignan een bescheiden winkel waar ze gevogelte, eieren en kaas verkocht (Jarnac 1985 en Simons 2005).
Op 21 januari 1935 stapten Noël en Henriette in het huwelijksbootje en van dan af aan kwam hij bij haar inwonen. Op zijn voormalige woonplaats in Perpignan, liet Corbu een deegwarenfabriek oprichten. Tijdens de periode 1939-1940 produceerde de kleine fabriek de befaamde Claire-pasta, genoemd naar de pasgeboren dochter van de Corbu's. Het koppel had daarvoor ook al een zoon verkregen (Jarnac 1985 en Simons 2005).
Corbu was niet alleen een avonturier en zakenman, hij had ook schrijversambities. In 1943 publiceerde hij Le Mort Cambrioleur (De Dode Inbreker), een detectiveroman van 252 pagina's (Jarnac 1985).
Uit angst voor de oorlog duikt Noël Corbu met zijn vrouw en twee kinderen in augustus 1944 onder in het dorpje Bugarach in de Corbières (Jarnac 1985), waar ze een huis huurden van de dorpspriester Des Places (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).
Tijdens zijn verblijf in Bugarach raakte Corbu bevriend met de onderwijzer van het dorp. Deze man raadde Corbu aan om eens een wandeling te maken naar het dorp Rennes-le-Château. Het is waarschijnlijk deze onderwijzer die Corbu ook op de hoogte bracht van de Affaire Saunière, onder welke naam het mysterie van Rennes-le-Château in die dagen bekend stond (Jarnac 1985).
Op een zonnige herfstdag in 1945 profiteerde de familie Corbu van het mooie weer om een picknick te organiseren in Rennes-le-Château. In de buurt van Tour Magdala hadden ze hun plooitafel en stoelen geïnstalleerd. Bij het zoeken naar fris water, maakte Noël Corbu voor het eerst kennis met Marie Dénarnaud (Captier & Corbu 1985 en Jarnac 1985).
Samen met zijn vrouw raakte hij met Marie aan de praat en de oude vrouw inviteerde hen vervolgens om Villa Bethania te komen bekijken. Het is daar dat Marie Dénarnaud haar verhaal vertelde en de familie Corbu uitvoerig toonde wat pastoor Saunière haar had nagelaten. Bij het vallen van de avond, wanneer de Corbu's om het punt stonden om naar huis te keren, moesten ze Marie beloven om terug te komen. De familie Corbu hield woord en hebben er in het begin vele malen in een tent overnacht aan Tour Magdala (Captier & Corbu 1985 en Jarnac 1985).
Stap voor stap won de familie echter het vertrouwen van de voormalige huishoudster van Saunière en uiteindelijk mocht de familie Corbu van Marie Dénarnaud in 1945 in Villa Bethania komen wonen. Marie, die zelf in de pastorij ging wonen, was zo gelukkig met de aanwezigheid van de familie Corbu, dat ze op 22 juli 1946 in haar testament Noël Corbu en zijn vrouw Henriette aanwees als haar rechtmatige erfgenamen (Jarnac 1985).
Korte tijd daarna trok Noël Corbu opnieuw naar Marokko om er een suikerraffinaderij op te richten. De zaken liepen er echter voor geen meter en Corbu keerde ontgoocheld terug naar Rennes-le-Château. Wegens geldgebrek werd hij zelfs genoodzaakt om meubelstukken van Villa Bethania te verkopen (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).
Het was rond die periode in 1950-1951 toen Corbu in geldnood zat, dat Marie Dénarnaud beloofde om hem ooit een geheim te verklappen dat van hem een rijk man zou maken (Captier & Corbu 1985).
Op 29 januari 1953 zat Noël Corbu bij het sterfbed van de 85-jarige Marie Dénarnaud, die door een beroerte getroffen was. Omdat Marie niet meer dan wat keelklanken kon uitbrengen, waar Corbu niets van verstond, nam ze het grote geheim van Saunière mee in haar graf (Captier & Corbu 1985 en Simons 2005).
Corbu probeerde na de dood van Marie Dénarnaud tevergeefs het geheim zelf te achterhalen door de talrijke documenten te bestuderen, die Saunière en Dénarnaud geschreven hadden en via de erfenis hadden nagelaten (Captier & Corbu 1985 en Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).
Rond die periode ontstond bij Noël Corbu het idee om van Saunières domein een hotel-restaurant te maken, om zodoende inkomsten te verwerven. Uiteindelijk was tijdens de laatste maanden van 1953 alles in gereedheid gebracht om gasten te ontvangen (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).
Omdat Rennes-le-Château ook in die dagen een verlaten uithoek was, verspreidde Noël Corbu in de omgeving het verhaal van Saunière dat hij flink had aangedikt met elementen omtrent een mogelijk gevonden schat. Corbu sprak voor zijn hotelgasten zelfs een geluidsbandje in; volgens hem zou Saunière de schat van 4000 miljard Franse frank van Blanche de Castille gevonden hebben. (Jarnac 1985 en Simons 2005).
Het hotel-restaurant van de Corbu's kende hierdoor een stijgend succes, maar deze reclamecampagnes van Noël Corbu hebben er ook voor gezorgd dat er tot op de dag van vandaag nog steeds heel wat mythes bestaan over Saunière als curé aux milliards.
Ook al had Noël Corbu het verhaal van Saunière sterk overdreven met onwaarheden, toch geloofde hij zelf dat er ergens in Rennes-le-Château een materiële schat verborgen lag. Sterk aangemoedigd door de getuigenissen van Antoine Fagès, een man die Saunière persoonlijk nog gekend had, en nadat hij de nodige vergunningen verkregen had, begon Corbu in 1956 aan een reeks opgravingen in de dorpskerk van Rennes-le-Château. Daarbij werden enkele menselijke beenderen gevonden en een schedel met een rituele insnijding, die uit de Merovingische of Karolingische tijd dateerden (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).
Daarna verplaatsten de opgravingen zich naar het kerkhof en Villa Bethania. Daarbij werden nog drie recente skeletten gevonden van soldaten die tijdens de Tweede Wereldoorlog daar vermoord en begraven werden (Berlier, Doumergue, Dugès & Garnier 2008).
De reclamecampagnes van Corbu komen ook de plaatselijke pers ter ore en in 1956 springt ook de lokale krant La Dépêche du Midi ook op de kar van Corbu's aangedikte verhaal over Saunières schat. Gedurende drie dagen, van 12 tot en met 14 januari 1956, verschijnen in de krant een reeks artikelen gewijd aan Rennes-le-Château en Saunière (Simons 2005).
Daarna duikt zelfs de Franse televisie in het dorpje op. In Rennes-le-Château wordt een uitzending van het zeer populaire programma La Roue Tourne opgenomen, waarin een beeld geschetst wordt van het leven van Bérenger Saunière. Noël Corbu nam er zelfs de rol van Saunière voor zijn rekening (Captier & Corbu 1985).
Door al die media-aandacht duurt het niet lang vooraleer de eerste schattenjagers in Rennes-le-Château opduiken. Robert Charroux in 1958 en Jacques Cholet in 1959 verrichten er allerlei opgravingen op Saunières voormalig domein en in de dorpskerk (Jarnac 1985).
Rond 1964 wordt het keukenwerk voor Noël Corbu's vrouw, Henriette, te zwaar en raakt het koppel uitgekeken op het hotel-restaurant. Corbu was ook al begonnen met een klein atelier waar waaiers en zonnenschermen werden geproduceerd (Jarnac 1985).
In 1965, nadat hij Saunières domein had verkocht aan Henri Buthion, verhuisde Corbu samen met zijn gezin en atelier naar Fanjeaux. De nieuwe zaak liep als een trein en al gauw kon hij zich vestigen in het kasteel van Saint-Félix-du-Lauragais in de Haute-Garonne (Jarnac 1985).
Op 20 mei 1968 verloor Noël Corbu onverwachts het leven bij een tragisch auto-ongeval in de buurt van Prouilles (Jarnac 1985).
Ook al had Noël Corbu het verhaal van Saunière nogal overdreven om commerciële redenen, toch is het dankzij mannen zoals hij en Gérard de Sède dat we vandaag de dag over het mysterie van Rennes-le-Château naar hartelust kunnen speculeren.