Omdat onderzoeksrechter Jean en zijn gezelschap op 1 november 1897 pas laat in Coustaussa waren aangekomen en omdat het in november reeds donker wordt, had de onderzoeksrechter beslist om de autopsie op pastoor Antoine Gélis uit te stellen naar de dag erna.
Op 2 november om negen uur 's ochtends kon dokter Benoit overgaan tot de feitelijke lijkschouwing. Het lichaam van Gélis werd eerst ontdaan van zijn kleren en er werd vastgesteld dat de binnenkant van de linkerzak van het priesterkleed bevlekt was met bloed maar dat er verder niets in deze zak zat. In de rechterzak van het priestergewaad werd er een paternoster en het lege etui van zijn bril gevonden (Boumendil, Rivière & Tappa 1996).
Op 4 november 1897 stuurder dokter Benoit een rapport naar de onderzoeksrechter met daarin een beschrijving van de wonden die aan pastoor Gélis werden toegebracht.
Benoit schreef het volgende:
"Ik heb op het lichaam van de eerwaarde heer Gélis, meer bepaald in zijn aangezicht, aan zijn schedel en aan zijn linkerpink, in totaal dertien wonden vastgesteld. Sommige van de deze waren slechts lichte kwetsuren, andere waren zware verwondingen waarbij men het bewustzijn kon verliezen. Drie wonden daarentegen leken me dodelijk te zijn. Het zijn de volgende: De eerste dodelijke wonde was terug te vinden aan het verbindingspunt van de occipitaalkwab met de linkerparietaalkwab op één centimeter van de uitwas van de occipitaalkwab. Ze werd waarschijnlijk toegebracht met een stomp voorwerp. De toegebrachte slag heeft een rechtlijnige schedelfractuur veroorzaakt van één centimeter. Eronder bevond zich een redelijk grote bloeduitstorting tussen het harde hersenvlies en de hersenen. Deze wonde zou de dood eerder hebben veroorzaakt door de hersenschudding of hersenkneuzingen in plaats van de bloeduitstorting. Een tweede dodelijke wonde van negen centimeter rechts van de vorige wonde, heeft de schedelhuid doorgesneden en de op die plaats zeer dikke schedel beschadigd, zonder deze volledig open te scheuren; aan deze wonde werden er ook botstukjes van de schedel gevonden. Deze wonde kon de dood ook hebben veroorzaakt door de zware hersenschudding. Een derde dodelijke wonden kon men vaststellen ter hoogte van de linkerfrontaal-parietaalkwab. De wonde was tien centimeter lang en anderhalve centimeter breed. Onder deze wonde waren twee brede beenderen van de schedel afgebroken die de hersenen samengedrukt zouden hebben. Deze laatste wonde zou de dood tot gevolg kunnen gehad hebben door hersenkneuzingen of doordat de hersenen onder zware druk waren geplaatst. Deze verwondingen, hoe dodelijk ze ook waren, zouden Gélis toch in staat hebben gesteld om nog enkele minuten tot zelfs enkele uren te overleven. Het is echter niet mogelijk om de overlevingstijd van de eerwaarde heer Gélis vast te stellen die, zo lijkt me, zeer kort heeft geduurd" (Boumendil, Rivière & Tappa 1996: 41-42). |
Op 14 november 1897 gaf gerechtsdokter Benoit aan de onderzoeksrechter zijn conclusies in verband met de autopsie op pastoor Antoine Gélis:
|
Dokter Benoit stelde bovendien vast dat de verwondingen aan de pink van Gélis het duidelijke resultaat waren geweest van een foltering voor zijn gruwelijke dood. De vraag is alleen: heeft Gélis tijdens die folteringen uit de biecht geklapt en welke geheime informatie was zo kostbaar dat hij zijn leven ervoor heeft gegeven?