Portret van Antoine Jean Maurice Gélis

Antoine Gélis was de pastoor van Coustaussa en Cassaignes, maar de arme man is vooral de geschiedenisboeken in gegaan door de brutale, onopgeloste moord die op hem werd gepleegd.

Antoine Gélis
Antoine Gélis
1827-1897

Antoine Jean Maurice Gélis werd geboren op 1 april 1827 in Villesèquelande als de zoon van de onderwijzer Jean Gélis en Jeanne Félice Clerc. Gélis koos later voor het priesterleven. Als vicaris van Durban kreeg hij in 1855 zijn eerste parochie, Lanet, toegewezen. Hij zou er tot in het jaar 1857 zijn priestertaken blijven uitoefenen (Boumendil, Rivière & Tappa 1996).

In 1857 werd hij tot priester benoemd van de twee dorpjes Coustaussa en Cassaignes. Gélis zou in deze twee parochies gedurende veertig jaar de mis opdragen. Zelf verbleef hij in de pastorij van Coustaussa, waar hij dertig jaar het gezelschap had van zijn zus Gabrielle (Marianne) Gélis die zijn huishoudster was. Na de dood van zijn zus probeerde Gélis enkele huishoudsters in dienst te nemen, maar doordat hij een nogal moeilijk karakter had, kon hij met hen niet overeenkomen. Van dan af aan leefde Gélis alleen in de pastorij van Coustaussa (Boumendil, Rivière & Tappa 1996).

Zijn nicht Marie Marlot bracht hem wel dikwijls een warme maaltijd en een andere vrouw uit het dorp deed voor hem zijn boodschappen in Couiza. Gélis was niet echt een hartelijke man, zoals blijkt uit deze getuigenis van Jean Fabre, de toenmalige burgemeester van het dorp (Boumendil, Rivière & Tappa 1996: 28):

"Le Sieur Gélis n'était pas bien estimé dans la commune, il vivait absolument seul ne fréquentait personne, il était toujours enfermé chez lui; il avait la réputation d'un homme d'argent."

"De heer Gélis werd niet echt hooggeacht in het dorp, hij leefde helemaal alleen en ging met niemand om, hij sloot zich altijd op bij hem thuis; hij had de reputatie van een geldwolf te zijn."

In september 1897 vroeg hij aan zijn neef Maurice Malot, de pastoor van het dorp Grèzes, om voor hem uit te kijken naar een woning waar hij zou kunnen wonen tijdens zijn nakende pensioen. Maurice Malot regelde het voor hem dat Gélis een huis zou kunnen huren naast de pastorij van Grèzes. In een brief maakte Malot aan zijn oom duidelijk dat hij het huis vanaf 1 november 1897 kon betrekken (Boumendil, Rivière & Tappa 1996).

Gélis zou er echter nooit van zijn verdiende pensioen kunnen genieten in Grèzes, want in de nacht van 31 oktober en 1 november (Allerheiligen) 1897 werd hij in zijn pastorij gefolterd en daarna de schedel ingeslagen. De moordenaar werd echter nooit gevonden (Boumendil, Rivière & Tappa 1996).




Vorige Home